Statuten van de Beroepsvereniging voor fiscale en boekhoudkundige beroepen van Brabant
Opgericht op zevenentwintigste april negentienhonderd achtenzeventig in overeenstemming met de Wet van 31 maart 1898, gewijzigd of aangevuld door de Wetten van 4 mei 1936, 1 juli 1957 en 30 april 1958. Statuten zoals goedgekeurd door de algemene vergadering van 4 maart 2002.
HOOFDSTUK I : Benaming, zetel, duur, doel
Art. 1 - De Beroepsvereniging draagt de benaming "Beroepsvereniging voor fiscale en boekhoudkundige beroepen van Brabant"; afgekort ”B.A.B. - Brabant".
Art. 2 - Haar zetel is gevestigd te Brussel.
Art. 3 - De vereniging heeft tot doel het samenbrengen van haar leden met het oog op hun permanente professionele vorming, de wijze van uitoefening van hun beroep alsmede het behartigen van hun beroepsbelangen.
Art. 4 - De vereniging kan de leden vertegenwoordigen bij de respectievelijke instituten van boekhoudkundige en fiscale beroepen alsmede bij elk overlegorgaan.
HOOFDSTUK II : Leden
Art. 5 - De vereniging bestaat uit leden en ereleden.
Art. 6 - Als leden kunnen worden toegelaten, de kandidaten die opdrachten uitvoeren die aan fiscale beroepsbeoefenaars, accountants, bedrijfsrevisoren en boekhouders worden toevertrouwd en die, naar het oordeel van de raad van bestuur, geacht worden de eer en de waardigheid van hun beroep hoog te zullen houden.
De raad van bestuur kan zich het recht voorbehouden om voor de beoefenaars van elk van de in de vereniging vertegenwoordigde beroepen specifieke normen op te leggen in het kader van hun lidmaatschap.
Art. 7 - Het aantal leden mag niet minder bedragen dan zeven.
Art. 8 - De leden verbinden zich ertoe plichtsgetrouw de statuten en de reglementen van de vereniging na te leven.
Art. 9 - Ereleden zijn de personen aan wie de raad van bestuur die hoedanigheid verleent omwille van hun bijdrage tot de bloei van de vereniging of omwille van de eervolle stopzetting van hun beroepsactiviteit.
Zij hebben dezelfde rechten en verplichtingen als de leden, met uitzondering van de bepalingen van hoofdstuk III, V en VI van de statuten.
HOOFDSTUK III : Uitoefening van het beroep
Art. 10 - De leden moeten hun beroep uitoefenen in volledige onafhankelijkheid en onder hun persoonlijke verantwoordelijkheid.
Art. 11 - Het beroep kan uitgeoefend worden voor eigen rekening, als mandataris al dan niet in een samenwerkingsverband, of in het kader van een dienstbetrekking.
HOOFDSTUK IV: Ontslag en uitsluiting van de leden
Art. 12 - De leden hebben ten allen tijde het recht ontslag te nemen. Het ontslag dient schriftelijk gemeld te worden aan de voorzitter.
Een lid dat zijn bijdrage niet betaalt, na vruchteloos daaraan herinnerd te zijn bij aangetekend schrijven, wordt als ontslagnemend aanzien.
De vereniging zal op het ogenblik van de ontslagneming slechts de nog verschuldigde bijdragen opvorderen.
Art. 13 - De ereleden kunnen ten allen tijde afzien van de titel die hen door de raad van bestuur verleend is. Zij dienen hiertoe een schrijven te richten aan de voorzitter.
Art. 14 - De leden van de vereniging kunnen als lid uitgesloten worden wanneer zij ernstig tekortkomen in de uitoefening van hun beroep.
Art. 15 - Vanaf het ontslag of de uitsluiting verliest het lid de rechten en voordelen die de vereniging aan haar leden verleent.
HOOFDSTUK V: Algemene vergadering en stemrecht
Art. 16 - Het bestuur roept jaarlijks de algemene vergadering samen om de rekeningen van het afgelopen boekjaar goed te keuren, op de wijze bepaald door artikel 8 van de Wet op de Beroepsverenigingen van 31 maart 1898.
Art. 17 - De algemene vergadering kan eveneens in buitengewone algemene vergadering samengeroepen worden door de raad van bestuur telkens die van oordeel is dat het doel of het belang van de vereniging dat vereist. De voorzitter moet onmiddellijk een buitengewone algemene vergadering samenroepen wanneer de raad van bestuur hiertoe beslist of wanneer één vijfde van de leden hem er schriftelijk om verzoekt. Die vergadering moet gehouden worden binnen de twee maand na de beslissing of het verzoek. In beide gevallen moeten de punten van de agenda nauwkeurig vermeld worden in de oproepingsbrief.
Art. 18 - Alleen leden hebben stemrecht in de algemene vergadering. De algemene vergadering beslist bij gewone meerderheid van stemmen, behoudens in de gevallen waar door de wet of door de statuten in een speciale meerderheid voorzien is.
Leden die niet aan een vergadering kunnen deelnemen mogen zich laten vertegenwoordigen door een ander lid, houder van ten hoogste twee volmachten.
Art. 19 - De regelmatig bijeengekomen algemene vergadering vertegenwoordigt al de leden: haar beslissingen binden evenzeer de leden die hun stem niet uitbrengen of zij die tegenstemmen.
Zij kan de beslissingen nemen in alle aangelegenheden die de vereniging aanbelangen en die niet aan de raad van bestuur voorbehouden zijn.
Art. 20 - AI de leden moeten door de voorzitter ten minste acht dagen voor de dag van de vergadering opgeroepen worden.
De oproeping gebeurt bij gewone brief, die de agenda vermeldt, vastgesteld door de raad van bestuur.
Elk onderwerp dat schriftelijk wordt voorgedragen door ten minste één vijfde van de leden, moet op de agenda worden geplaatst.
Art. 21 - De algemene vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter en bij diens afwezigheid door de ondervoorzitter.
De voorzitter duidt twee stemopnemers aan.
Art. 22 - De notulen van de algemene vergadering worden opgesteld door de secretaris van de raad van bestuur in een bijzonder op de zetel van de vereniging bijgehouden register, dat ondertekend wordt door de voorzitter en de secretaris.
Art. 23 - Een algemene vergadering die samengeroepen is met het oog op een wijziging van de statuten of een ontbinding van de vereniging, kan slechts geldig beslissen als minstens de helft van de leden aanwezig of vertegenwoordigd is. Indien bij een eerste oproeping het vereiste aantal leden (in persoon of bij vertegenwoordiging) niet bereikt wordt, kan na een nieuwe oproeping een tweede algemene vergadering geldig beslissen, ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden.
De beslissingen in verband met de wijziging van de statuten of de ontbinding van de vereniging worden genomen met een bijzondere meerderheid van drie vierden van de aanwezige of vertegenwoordigde leden.
De beslissingen van de algemene vergadering in verband met wijzigingen van de statuten of de ontbinding van de vereniging worden, overeenkomstig de bepalingen van art. 6 en 7 van de Wet van 31 maart 1898, slechts van kracht na goedkeuring ervan door de Raad van State en na publicatie.
Art. 24 - De leden hebben steeds het recht om op de zetel van de vereniging inzage te nemen en op hun kosten afschrift te vragen van de notulen.
HOOFDSTUK VI: Bestuur
Art. 25 - De vereniging wordt bestuurd door een raad van bestuur van minimum vijf en maximum zestien leden, bij geheime stemming door de algemene vergadering verkozen onder de leden.
De personen bedoeld bij art. 4, 4 van de Wet van 31 maart 1898 kunnen geen deel uitmaken van de raad van bestuur.
De leden kunnen hun kandidatuur voor een mandaat in de raad van bestuur stellen d.m.v. een schrijven, gericht aan de voorzitter, ten laatste acht dagen voor de algemene vergadering die daarover moet beslissen.
Art. 26 - De leden van de raad van bestuur worden benoemd voor een termijn van drie jaar. Elk jaar, ter gelegenheid van de gewone algemene vergadering, legt een derde onder hen zijn mandaat neer. De uitgetreden raadsleden zijn herkiesbaar.
Art. 27 - De raad van bestuur kiest bij geheime stemming, onder voorzitterschap van het jongste bestuurslid, onder haar leden een voorzitter, een ondervoorzitter, een secretaris en een penningmeester.
Art. 28 - De raad van bestuur vergadert tenminste drie maal per jaar. Hij kan bijeengeroepen worden op initiatief van de voorzitter, telkens de belangen van de vereniging dit vergen. De voorzitter is verplicht de raad van bestuur bijeen te roepen wanneer ten minste twee raadsleden hem er schriftelijk om verzoeken.
Art. 29 - Om geldig te beraadslagen moet ten minste de helft van de bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn door een ander bestuurslid.
De beslissingen van de raad van bestuur worden genomen bij gewone meerderheid. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van de vergadering doorslaggevend.
Art. 30 - De raad van bestuur bezit de meest uitgebreide bevoegdheid voor alle bestuurlijke aangelegenheden met inbegrip van het dagelijks bestuur.
Elk optreden in rechte, hetzij als eiser, hetzij als verweerder, gebeurt door de raad van bestuur, die hierin vertegenwoordigd wordt door de voorzitter.
Vooraleer te kunnen overgaan tot een gerechtelijke procedure zal de raad van bestuur zowel voor geschillen met derden als voor geschillen in de vereniging met betrekking tot de toepassing van de statuten en reglementen op niet uitdrukkelijk bepaalde gevallen, alle mogelijkheden onderzoeken om op een andere wijze een oplossing met de tegenpartij te bereiken. hetzij door verzoening, hetzij door arbitrage.
Art. 31 - De voorzitter waakt over de naleving van de statuten en reglementen.
Hij zit de raad van bestuur en de algemene vergadering voor en staat in voor de handhaving van de orde.
Hij treft alle maatregelen nodig voor het uitvoeren van de beslissingen van de algemene vergadering, van de raad van bestuur en van de eventueel speciaal opgerichte commissies.
Hij ondertekent samen met de secretaris alle briefwisseling, stukken, beslissingen en notulen en vertegenwoordigt de vereniging in haar betrekkingen met de overheid en derden.
Art. 32 - De ondervoorzitter staat de voorzitter bij in zijn taak en vervangt hem van rechtswege bij zijn afwezigheid. Bij afwezigheid van voorzitter en ondervoorzitter wordt het voorzitterschap waargenomen door het oudste aanwezige bestuurslid.
Art. 33 - De secretaris is belast met het administratief werk van de vereniging.
Hij stelt, onder het toezicht van de raad van bestuur, de notulen op van de vergaderingen.
Die notulen worden opgenomen in een register en ondertekend door de voorzitter en de secretaris.
De secretaris coördineert de aanvragen van de kandidaat-leden met het oog op hun lidmaatschap. Hij houdt de lijst van de leden van de vereniging bij.
Art. 34 - De penningmeester voert de beslissingen inzake het financieel beheer van de goederen van de vereniging uit.
Hij maakt de inventaris op en bewaart hem.
Hij is verantwoordelijk voor de gelden en de hem toevertrouwde effecten.
Hij voert de betalingsopdrachten uit die door de voorzitter of een speciaal daartoe door de raad van bestuur gemachtigd raadslid ondertekend zijn.
Hij int de bijdragen en alle sommen die aan de vereniging verschuldigd zijn of die door haar moeten ontvangen worden.
Hij levert daarvan kwijting af.
Hij zorgt voor de financiële verrichtingen ingevolge opdrachten ondertekend door de voorzitter of het speciaal daartoe door de raad van bestuur gemachtigd raadslid.
HOOFDSTUK VII: Vermogen
Art. 35 - Het vermogen van de vereniging bestaat uit alle roerende en onroerende goederen onder bezwarende of kosteloze titel verworven, in zoverre de vereniging deze wettelijk mag verwerven of bezitten.
Art. 36 - De algemene vergadering beschikt over het vermogen en de inkomsten van de vereniging overeenkomstig de Wet van 31 maart 1898.
De niet gebruikte gelden van de vereniging worden op een bankrekening geplaatst, op haar naam.
Over andere wijzen van beleggingen wordt beslist door de raad van bestuur onder toezicht van de algemene vergadering.
In elk geval is het verboden delen of aandelen van een handelsvennootschap te verwerven.
HOOFDSTUK VIIl: Reglement van inwendige orde
Art. 37 - De raad van bestuur kan een reglement van inwendige orde opstellen dat de toepassing van de statuten nader uitwerkt.
Van zodra het reglement van inwendige orde goedgekeurd is door de algemene vergadering bindt het al de leden.
Art. 38 - De uitoefening van het tuchtrecht wordt nader omschreven in het hoofdstuk tuchtregeling in het reglement van inwendige orde.
De tuchtregeling zal in volgende sancties voorzien:
de verwittiging;
de berisping;
de blaam;
de boete (met een maximum van 250 euro);
de schorsing voor een duur van ten hoogste één jaar;
de uitsluiting.
HOOFDSTUK IX: Vereffening
Art. 39 - De algemene vergadering, die tot ontbinding besluit overeenkomstig art. 23, benoemt de vereffenaars en bepaalt hun bevoegdheid.
Art. 40 - De vereffening gebeurt met inachtneming van de bepalingen van artikel 16 van de Wet van 31 maart 1898.